Eeuwen lang hebben de bewoners van de regio een strijd gevoerd tegen het water. In de Middeleeuwen bouwden ze al dijken om het water te keren. Eenvoudige sluizen dienden om het overtollige water af te voeren. Bij eb stonden ze open, bij vloed werden ze gesloten.
Vanaf omstreeks 1400 bouwden de Hollanders windwatermolens. Nu werd het mogelijk meren droog te malen. Sindsdien zijn tal van polders blijvend op het onstuimige water gewonnen. Eerst dienden deze polders louter als bescherming tegen de zee. De polders moesten voorkomen dat het water bij storm grote stukken land zou wegslaan. Spoedig vormden ze een welkome aanvulling op de landbouwgrond.
Er zijn grote overeenkomsten tussen toen en nu: het water komt “weer”. Het gaat over de klimaatcrisis, de stijgende zeespiegel en over de maatregelen die we met z’n allen nemen. Maar het gaat ook over onze positie als wereldspeler op het gebied van baggeren en waterbouw die (deels) terug te voeren is op de vloed van 1421.
Je leest hier meer over “onze” strijd tegen het water.
Nederlandse baggerbedrijven genieten wereldfaam. Nederland telt honderden baggerbedrijven die internationaal opereren. Zeker de twee grootste baggeraars Van Oord en Boskalis, beide al meer dan honderd jaar toonaangevend voor de baggercultuur van Nederland, zijn over de landsgrenzen actief. Hoe hebben Nederlandse baggeraars hun naam opgebouwd?
Experts in watermanagement
Vooraleerst maakte de eeuwigdurende strijd van Nederlanders tegen het water van hen experts op het gebied van watermanagement. Was het niet de woeste zee die moest worden buitengehouden, dan waren het wel de grachten en kanalen die moesten worden afgegraven of worden omgeleid. Niet voor niets ontwikkelde de Nederlandse taal door de eeuwen heen zoveel woorden voor het begrip ‘water.’
Nederlandse waterbouwkunststukjes
Al in 1898 baarden Nederlanders internationaal opzien met de aanleg van de Nieuwe Waterweg, aan de hand van ingenieur Pieter Caland. Het droogleggen van de Zuiderzee, dat reeds in 1918 begon, en de aanleg van de Deltawerken tussen 1953-1997 versterkten de reputatie van Nederlandse waterbouwkundigen. Zij werkten aan projecten wereldwijd. Van het onderhouden van olieplatformen voor kust van Brazilië tot het opbouwen van de haven van Taiwan. Van gaswinning in Siberië tot de installatie van oliepijpleidingen in Zuid-Afrika.
Uitgebreid takkenpakket
De baggeraars hielden hun ogen gericht op de toekomst. Een noodzakelijk voorwaarde voor economische groei. Van Oord en Boskalis verbreden hun werkzaamheden op het gebied van landwinning en het aanleggen van kustwegen. De installatie van dammen, rioleringen, oliepijpleidingen behoorden eveneens tot het takenpakket van de Nederlanders. Hetzelfde gold voor de bouw van offshore wind projecten; het realiseren van windparken op zee. Nederlandse baggerbedrijven leverden in 2000 de 57 meter brede en 10 meter dikke stalen deuren van de nieuwe sluizen van het Panamakanaal.
Technische hoogstandjes in Dubai
De Nederlandse waterbouwkunde trok in de jaren 2000 de aandacht van vermogende emirs in het Midden-Oosten. Zij betaalden de Hollanders miljarden euro’s voor het opspuiten van de Palmeilanden, kunstmatig ontworpen schiereilanden voor de kust van Dubai. Sindsdien bleven de sjeiks de baggeraars in dienst nemen voor het realiseren van opmerkelijke projecten als The World, Deira Islands, Island 2 en Bluewaters Island.
De Hollandse Biesbosch op het Eiland van Dordrecht is waterstaatkundig een uniek gebied waar het tijverschil 3 tot 4 maal groter is dan in de rest van de Biesbosch, tot soms wel 80 centimeter. Alle stadia van het verlandingsproces na de Sint-Elisabethsvloed zijn in dit gebied nog aanwezig. Van het “bosch van biezen” in het Gat van de Hengst, de rietvelden in de Kikvorschkil en Zoetemelkskil, de grienden van Huiswaard tot en met akkerbouw in de Ruigten Bezuiden de Perenboom en Kort en Lang Ambacht.
Na de Sint-Elisabethsvloed in 1421 heeft het hele gebied ten zuiden en oosten van Dordrecht altijd in het teken gestaan van inpolderingen. Woeste natuur werd gecultiveerd tot weilanden of akkers. De eerste grote inpoldering was kort na 1600, de laatste omstreeks 1925. Kritiek op die inpolderingen kwam er nauwelijks. In 1924, tijdens de inpoldering van de Dordtse Biesbosch, werd wel voorzichtig geopperd dat het wellicht onverstandig was zoveel bergruimte aan de rivieren te onttrekken, maar die kritiek werd door de toenmalige hoofdingenieur van Waterstaat, ir. J.M.W. van Elzelingen, niet gedeeld. “De toestand op de rivier verandert niet”, meende Van Elzelingen.
Na 1970 kwamen echter steeds meer mensen tot het inzicht dat het ongebreideld inpolderen en het steeds maar weer onttrekken van uiterwaarden aan de rivier hun tol gingen eisen. Er kwamen steeds meer overstromingen doordat overtollig water niet snel genoeg meer afgevoerd kon worden. Er moest meer ruimte voor de rivieren komen. En dat betekende weer een storm van protesten omdat dijken van polders doorsteken nu eenmaal indruist tegen de natuur van Nederlanders die eeuwen een strijd tegen het water voerden.
In de Brabantse, Hollandse en Sliedrechtse Biesbosch zijn een aantal ontpolderingsplannen verwezenlijkt. Aan de Brabantse kant is de grote polder Noordwaard uitgegraven en ontpolderd. Ook in de Hollandse Biesbosch hebben polders plaatsgemaakt voor water. Vanaf 1994 heeft ook de Merwelanden, aan de Dordtse kant van de Biesbosch, een aantal polders teruggegeven aan de vrije natuur.
Er werd dus ruimte gemaakt voor de rivieren en dit gebeurde op natuurlijke wijze, maar ook door gebruik van machines. Bij de Mariapolder ging dat op een natuurlijke manier. De schotbalken die de polder droog hielden, zijn uit de sleuven gehaald, waardoor het poldertje vol kon stromen. Door het op- en afgaande water is slib afgezet waardoor er op een natuurlijke manier kreken ontstonden. Kaarsrechte sloten zijn gaan meanderen.
Bij andere polders zijn machines gebruikt. De in 1899 aangelegde dammen bij de polders Huiswaard en Oude Kat zijn rond 1996 door draglines open gegraven. Er is ook groot materieel te pas gekomen bij het ‘natuurlijk maken’ van de polders Aert Eloyenbosch en Jonge Janswaard. Aan de hand van oude kaarten is daar een zoetwatermoeras gemaakt.
Met de natuurwerkzaamheden is er bijna automatisch meer ruimte voor de rivier gekomen. Net als een paar eeuwen geleden is er weer een verbinding tussen de Merwede en de Nieuwe-Merwede, waardoor een teveel aan bovenwater sneller naar zee kan worden